Oneindigheid


Zie je, bij het onderzoeken van het wezen van materie realiseerden natuurkundigen zich dat ze die alleen konden beschrijven in termen van gedrag – in termen van vorm en patroon. Bij het vinden van steeds kleinere deeltjes – atomen, elektronen, protonen, allerlei kerndeeltjes – bereik je nooit enige fundamentele stof, en kun je dus slechts beschrijven hoe die zich lijkt te gedragen.

Dit is wat er gebeurt: we gebruiken het woord stof omdat de wereld er zo uitziet wanneer onze ogen onscherp zien. We beschouwen stof alsof het een of ander ongedifferentieerd goedje is, maar dat komt louter doordat we wazig zien. Wanneer we scherp kijken, zijn we in staat vormen en patronen te zien, en het enige waarover we echt kunnen praten zijn patronen. Het beeld van de wereld dat de meest verfijnde inspanningen van de natuurkunde tegenwoordig bieden is er niet een van gevormde stof of gedraaide klei, maar van patronen – zichzelf bewegende, zichzelf vormde, dansende patronen. Maar ons gezonde verstand doorziet dit nieuwe beeld nog niet.

-Weg van het denken- blz.18 -Alan Watts-

Je bent niet iets wat losstaat van de natuur. Je bent een aspect of verschijnsel van de natuur. Jij, als mens, komt net zo uit dit stoffelijk universum voort als een appel voortkomt uit een appelboom. Een boom die appels voortbrengt is een boom met appels, net zoals een universum waarin menselijke wezens verschijnen een universum met menselijke wezens is. Het bestaan van mensen is symptomatisch voor het soort universum waarin we leven, maar onder invloed van onze twee grote mythen – het keramisch en het volautomatisch model van het universum – hebben we het gevoel dat we niet op de wereld thuis horen. In de volksmond zeggen we: ‘Ik kwam op de wereld’, maar dat is niet het geval – we kwamen uit de wereld.


Als je denkt dat je iets bent wat binnen je eigen huid bestaat, zul je jezelf definiëren als een gecompliceerd minuscuul tierelantijntje te midden van andere ginds aan de rand van de ruimte. Misschien was je miljarden jaren geleden deel van die oerknal, maar nu ben je dat niet – je bent iets afzonderlijks. Maar dat komt alleen doordat je jezelf hebt afgesneden; het hangt helemaal af van hoe je jezelf definieert. En hier is mijn alternatieve idee: als er aan het begin van de tijd een oerknal plaatsvond, ben jij niet iets wat het gevolg is van die explosie aan het eind van dat proces. Je bent het proces.

-Weg van het denken- blz.21,22 -Alan Watts-

Als je niet met me redetwist, weet ik niet wat ik moet denken. Als we redetwisten, moet ik dus ‘dank je” zeggen, omdat ik dankzij je welwillendheid om een ander standpunt in te nemen begrijp wat ik zelf denk en bedoel. Ik kan me dus niet van je ontdoen.

-Weg van het denken- blz.26 -Alan Watts-

Ik weet niet wie ik ben tenzij ik weet wie jij bent, en jij weet niet wie jij bent tenzij je weet wie ik ben. Een wijze rabbijn zei eens: “Als ik ik ben omdat jij jij bent, en jij jij bent omdat ik ik ben, dan ben ik niet ik en jij niet jij.“ Met andere woorden: wij zijn niet gescheiden – we definiëren elkaar.


Je bent net een draaikolk. Een draaikolk heeft een bepaalde vorm, maar het water blijft er geen moment op zijn plaats. De draaikolk is iets wat de stroom doet, zoals wij dingen zijn die het hele universum doet. Dus als ik je morgen weer tegenkom, zal ik je herkennen als dezelfde draaikolk die ik gisteren zag, maar je bent in beweging. De hele wereld beweegt via jou – kosmische stralen, zuurstof, de stroom vlees en vis en melk en eieren die je eet – alles vloeit dwars door je heen. Je bent een trilling, en de hele wereld trilt in jou.

-Weg van het denken- blz.28 -Alan Watts-


Dat is het toneelspel. Dus om openhartig te zijn en mijn metafysica samen te vatten: er is het centrale zelf – je kunt het God noemen of wat je maar wilt – en het is wij met zijn allen. En het speelt alle rollen van ieder afzonderlijk wezen in heel het universum, en het speelt het spel verstoppertje met zichzelf. Het raakt betrokken bij bizarre avonturen, het raakt de weg kwijt, maar uiteindelijk ontwaakt het altijd en keert terug naar zichzelf. En wanneer je bereid bent wakker te worden, zul je wakker worden. En als je er nog niet aan toe bent wakker te worden, zul je blijven doen alsof je alleen maar een of andere arme kleine ik bent.

-Weg van het denken- blz.40 -Alan Watts-

Nadat mensen sterven, worden andere mensen geboren, en ze zijn allemaal jij. Het is nu eenmaal zo dat je maar een leven tegelijk kunt ervaren. Waar ook maar wezens bestaan, in welk melkwegstelsel ook, je bent hen allemaal – wanneer zij ontstaan ben jij het die ontstaat. Je herinnert je het verleden niet, net zoals je er niet over hoeft na te denken hoe je je schildklier kunt laten werken. Je hoeft niet te weten hoe je de zon moet laten schijnen, je doet het gewoon, precies zoals je ademt zonder erbij te denken. Verbaast dit je niet? Dat je dit fantastisch ingewikkelde ding bent, dat je al deze schijnbaar onmogelijke functies verricht zonder enige opleiding in hoe je het moet doen? Je bent een wonder.


Materieel en spiritueel zijn verouderde categorieën. Het is allemaal een proces. Er is geen materie enerzijds en vorm anderzijds – het is enkel patroon. Het leven is een patroon; het is een dans van energie. Ik beweer niet hierover ook maar enige priveopenbaringen te hebben ontvangen. Ik heb geen mystieke kennis over enig hoger trillingsniveau. Dit alles speelt zich recht voor je neus af. Het is gewoon een kwestie van hoe je ernaar kijkt.

-Weg van het denken- blz.47,48 -Alan Watts-

De Boeddha zei dat we lijden doordat we verlangen, en we dus niet zullen lijden als we verlangen kunnen opgeven. Dat is echter niet het laatste woord. Dat was louter de inleiding tot een grotere dialoog. Want als je iemand vertelt zich te ontdoen van verlangen, is alles wat die persoon uiteindelijk doet ernaar verlangen niet te verlangen. Je kunt verlangen niet opgeven. Het is zoiets als iemand vertellen onbaatzuchtig te zijn of zich van zijn ik te ontdoen of los te laten en zich te ontspannen. Waarom zou je dat alles willen doen? Alleen omdat je het spel probeert te winnen. Omdat je nog altijd functioneert in de veronderstelling dat je verschilt van het universum, zodat je het de baas wilt worden. En wedijveren met het universum onthult alleen dat je niet begrijpt dat je het universum bent. Je denkt nog altijd dat er echt verschil is tussen zelf en andere, maar de twee hebben elkaar wederzijds nodig, zoals de polen van een magneet.


Wanneer je je eigen geest zoekt – dat wil zeggen je eigen specifieke bestaansmiddelpunt dat gescheiden is van al het andere – zul je het niet kunnen vinden. Maar de enige manier om vast te stellen dat het er niet is, is goed genoeg zoeken om erachter te komen dat het er niet is. Daarom vertellen alle goeroes van elk type je dat je je jezelf moet kennen, bij jezelf naar binnen moet kijken, moet ontdekken wie je in werkelijkheid bent, omdat hoe meer je zoekt, hoe minder je zult vinden, en je vervolgens zult beseffen dat het er om te beginnen nooit was. Er bestaat geen afzonderlijke jij. Je geest is wat er is. Het is alles.


Dus of je nu vraagt hoe je God kunt kennen, of hoe je nirwana kunt bereiken, het zijn de verkeerde vragen. Waarom wil je nirwana? Het feit dat je het wilt bereiken, is het enige wat je ervan weerhoudt het te realiseren. Je hebt nirwana al.


Maar als je ontdekt dat je God bent, zou je ook moeten inzien dat alle anderen het eveneens zijn.

We doen onze ogen open en kijken rond en denken dat alles wat we zien buiten is. Het lijkt zo te zijn, omdat het zo aanvoelt in ons hoofd. Maar er is die ruimte achter de ogen waar dit alles – mensen die hier en daar zitten, de kleuren van de kamer – verschijnt in het zenuwstelsel. Wat we daarbuiten zien, is in feite een neurologische ervaring. Als je dat beseft – als het je treft als in diepe zin waar – dan zou je kunnen veronderstellen dat heel de externe wereld zich in je schedel bevindt. Maar je haalt dingen door elkaar. Je hebt je niet gerealiseerd dat je schedel zich in de externe wereld bevindt. Hij zit in jou en jij zit in de schedel. Wat voor situatie is dit?

… – de omgeving brengt het organisme voort, en het organisme creëert de omgeving. Het organisme verandert de zon in licht, maar het heeft een omgeving die een zon bevat nodig om te bestaan. Het is allemaal een proces.

-Weg van het denken- blz.50-53 -Alan Watts-

… Het betekent: ‘niet hetzelfde en toch niet een ander’.


Dit is wat verandering is. Als je je ertegen verzet, ervaar je doekkha, zijn er frustratie en lijden. Maar anderzijds, als je verandering begrijpt, klam je je er niet aan vast en laat je haar stromen. Dan is het geen probleem – het wordt zeker mooi. Daarom is in de poëzie de vergankelijkheid van de wereld zo’n mooi thema. Percy Bysshe Shelley schrijft:

Het Ene blijft, het vele gaat voorbij en verandert ras;
Hemels licht schijnt eeuwig, Aarde's schaduwen vlieden;
Het leven, als een koepel van veelkleurig glas,
Kleurt de witte schittering der Eeuwigheid,
Totdat de Dood het aan scherven trapt... 

-Weg van het denken- blz.202,203 -Alan Watts-